Keer op keer gaat kunstenaar Elsbeth Cochius de wirwar van de natuur te lijf
%2Fs3%2Fstatic.nrc.nl%2Fimages%2Fgn4%2Fstripped%2Fdata128538658-2b4cf8.jpg&w=1280&q=100)
Het was een droombeeld, een soort fata morgana, van bomen in een moeras. Het water stroomde om de stammen de diepte in, waar de bomen zich voortzetten in gebroken reflecties en een vermoeden van wortels. Daaromheen stroomde het zoals water doet, onberekenbaar, pure beweging. Bovenin vertakten de stammen zich. Ook daar was overal beweging en overlapping. Puur, lineair zwartwit. Abstract, en ook weer niet.
Buiten de oevers heet het werk, een linosnede van Elsbeth Cochius (1951). Het formaat is flink, 60x160 centimeter. Een eenling tussen andere werken, schilderijen, tekeningen die ik afgelopen zomer ontmoette in Museum MoRE in Gorssel, op een tentoonstelling over water in de kunst.
Iedereen kent de verrassing van een kunstwerk dat je grijpt en niet meer loslaat. Des te sterker is die sensatie als het gaat om een ontmoeting met een onbekende. Van de maker, Elsbeth Cochius, had ik nog nooit gehoord. Nader onderzoek leerde dat zij al een leven lang dergelijke linosnedes maakt. Heel groot vaak, op vellen waarvoor ze in haar atelier een speciaal takelsysteem heeft geïnstalleerd, om ze voorzichtig los te pellen van de linoleum ondergrond. Altijd gaat het, zoals zijzelf ook vertelt, om ‘structuren’. Vormen, lijnen die zich voordoen in de natuur. Grassen, wortels, takken, hekwerken; de complexiteit is oneindig. Die oneindigheid boeit haar. Chaos en ordening, voortdurende verandering. Pure vorm.
Eigen idioomKunst maken zoals deze vergt een zekere moed en toewijding
Kunst maken zoals deze vergt een zekere moed en toewijding. Rijk of beroemd word je er niet van. Wat je ziet is wat je krijgt. Schaduw, diepte, complexiteit. De linosnede van Cochius deed me denken aan het werk van de anarchist-socialist Chris Lebeau, die honderd jaar eerder ook van die grote lino’s maakte. Bij hem waren het duinlandschappen die zijn speciale liefde hadden. Om zijn steeds andere variaties van duinen met gras te tekenen trok hij met een woonwagen of tent wekenlang de duinen in, om de pure, grafische schoonheid van het landschap te vangen.
In deze benadering, van werkelijkheid vertalen in een heel eigen idioom, ligt een kern waar kunstwerken onmiskenbaar goed in kunnen zijn. Het is een kwaliteit die losstaat van alles. Los van je vermogen om te redeneren, te analyseren, toe te schrijven. Die wel maakt dat je, in de trein of op de fiets naar huis, de wereld een klein beetje anders waarneemt.
Zo’n intensiteit is niet altijd haalbaar. Net als bij Lebeau bereikt niet al het werk van Elsbeth Cochius de betovering van dat ene, met die bomen en dat water. Wel zie je in haar oeuvre hoe ze haar thematiek, de ‘wirwar’ van de natuur, keer op keer te lijf gaat, als een berg die moet worden bedwongen, en dan maar hopen dat je de top haalt. Zelf beschrijft ze dat ook: hoe het de ene keer beter lukt dan de andere, en hoe het werk een enkele keer je eigen verwachtingen overstijgt.
nrc.nl