Yefim Bronfman, ‘beer onder de pianisten’, veegt noten als pluisjes van de toetsen
%2Fs3%2Fstatic.nrc.nl%2Fimages%2Fgn4%2Fstripped%2Fdata128537216-9a9c9f.jpg&w=1280&q=100)
Enige verwondering resoneert in de tram na afloop van Yefim Bronfmans recital in de Grote Zaal van het Concertgebouw. Was dit echt de ‘beer onder de pianisten’ die vanavond achter de toetsen zat? Was dit de musicus die, bekend om zijn spierballenvertoon, doorgaat voor Mr. Fortissimo en aan schrijver Philip Roth de typering ‘de muzikale brontosaurus’ ontlokte? Zondagavond leek de 66-jarige meesterpianist zijn berenklauwen in de hotelkamer te hebben gelaten.
Tsjaikovski speelt hij na de pauze: de weinig uitgevoerde Grande Sonate. Een meesterwerk volgens de één, een draak van een stuk volgens de ander, vanwege het labyrintische verloop en de a-pianistieke, op orkestrale leest geschoeide texturen. Het is een stuk van extreme uitersten, met vierdubbele pianissimo’s en driedubbele fortes. Bronfman gaat vanavond echter verrassend zachtmoedig te werk: hij speelt vloeiend en stabiel, met subtiele accenten en zonder grote volumecontrasten. Tsjaikovki’s aanwijzingen voor een dolce klank laat hij zich geen twee keer zeggen, zó liefkoost hij met zachte hand de tedere passages. Crescendo’s en fortissimo-momenten slaat hij daarentegen meer dan eens over.
„Spelen met alle kracht die je in je hebt”, schrijft Tsjaikovski er ook af en toe bij, maar nergens verkoopt Bronfman de vleugel eens een flinke dreun, of lanceert hij octaven die als vuurpijlen net voor het balkon uit elkaar spatten. Krachtige momenten zijn er zeker wel, maar immer helder, gedoseerd, afgerond. Toch krijgt hij het voor elkaar dat je ademloos zit te luisteren. Geen enkele noot gaat verloren in wapperende klankwolken. Het resolute mars-achtige thema ankert hij in een sonoor fundament van basnoten, loopjes rollen met verbluffende lichtheid uit zijn vingers en iedere midden- en onderstem stem zet hij geraffineerd in het licht. Tsjaikovki’s halfuur is in een oogwenk voorbij.
SoepelZo vergaat het ook de opener van de avond: Mozarts Sonate in F, KV 332. Die begint ogenschijnlijk eenvoudig, maar zet je al snel steeds op het verkeerde been. Patroontjes die je in je hoofd alvast afmaakt, vliegen pardoes een andere kant op. Bronfman veegt Mozarts noten als pluisjes van de toetsen. Komma’s en punten plant hij met een fraaie luchtboog in het klavier, als een badmintonner die de shuttle soepel achter het net dropt. In Schumanns Arabeske in C gaat het van zacht, zachter, zachtst: telkens als het als filigraan gesmeed motiefje terugkomt, spits je nog meer de oren.
Een bijna bezwerende rust trekt over de muziek: zelden houdt de Grote Zaal zich zo stil, de hele avond lang overigens. In de sfeerschilderingen van Debussy’s tweede serie Images stippelt Bronfman de ‘kerkklokken uit de verte’ met soepel penseel in het tonengebladerte. De raadselachtige akkoorden die een Aziatische tempel in het maanlicht beogen te verklanken, laat hij perfect in balans door de stilte heen prikken.
Balans is zonder twijfel het toverwoord van dit recital. Het is indrukwekkend met hoeveel precisie Bronfman de noten tot akkoorden opstapelt en met hoeveel aandacht hij reliëf aanbrengt in de verschillende klanklagen, óók die van de linkerhand. Pianisten vergeten het nog weleens, maar pianospelen doe je echt met twee handen. Vanavond werd dat niet vergeten.
nrc.nl