Vlinders in de tuin: bekijk 13 soorten (met foto’s en tips)

Vrijwel iedereen wordt vrolijk als er een fladderende vlinder op bezoek komt in de tuin om te genieten van nectarrijke bloemen. Je hebt behoorlijk wat soorten vlinders in Nederland en België, we laten je er een aantal zien én vertellen je wat hun nectar- en waardplanten zijn.
Lees verder onder de advertentie

Dat is een goede vraag. Als we het hebben over nachtvlinders, zijn dat er meer dan 2000. Vlinders die je waarschijnlijk beter kent zijn de ‘dag’ vlinders. Daarvan vind je in Nederland 53 soorten. In Vlaanderen zijn er 75 bekend. In zowel Nederland als België is een deel van deze vlinders is helaas (ernstig) bedreigd. Daarom fijn als we ze in de tuin een handje kunnen helpen!
Veel vlindersoorten vind je in natuurgebieden, maar er zijn ook aardig wat vlinders die onze tuinen graag bezoeken. We zetten er een aantal op een rijtje, met hun waardplanten (nodig voor het voortplanten) en nectarplanten (voor het eten).

‘Het koolwitje’ is waarschijnlijk een van de bekendste vlinders en komt in vrijwel iedere tuin voor. Ze zijn familie van die Pieridae en daar komen meerdere soorten in voor. Het groot koolwitje is degene die het best herkenbaar is: deze soort lijkt namelijk op het klein koolwitje, geaderd witje en scheefbloemwitje, maar is een stukje groter en heeft duidelijk donkere vleugelpunten. Alle genoemde kun je in je tuin vinden.
De wetenschappelijke naam van het groot koolwitje bevat brassicae en dat geeft al aan wat vaak hun waardplanten zijn: kruisbloemigen, waaronder kolen. Op de moestuin niet altijd even handig, dus bescherm daar je bijvoorbeeld je bloemkool met een rooster of fijnmazig (vogelvriendelijk) net.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Look-zonder-look, Oost-indische kers, zandkool, waterkers, judaspenning, damastbloem en andere kruisbloemingen.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Allerlei nectarbloemen, waaronder koninginnenkruid, distels, vlinderstruik, klaver, grote kattenstaart en luzerne.

Om nog even bij de ‘witjes’ te blijven, daar zijn best veel tuinsoorten van, kun je ook wel het oranjetipje verwachten in je tuin. Het mannetje herken je aan de oranje vleugelpunten; vrouwtjes hebben dit niet en zijn dus lastiger te herkennen.
Dit vrolijke vlindertje legt één ei per plant, zodat de rups alle ruimte heeft om op te groeien. Dit doen ze het liefst op pinksterbloem (vandaar cardamines) maar ook vaak look-zonder-look en andere kruisbloemigen.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Onder andere look-zonder-look, pinksterbloem, judaspenning, damastbloem, scheefkelk, raket en waterkers.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Pinksterbloem, paardenbloem, echte koekoeksbloem, look-zonder-look en distelsoorten.

Nog één witje dan? Deze citroengele vlinder is – kan niet missen – de citroenvlinder. Deze vlinder overwintert als volwassen vlinder (imago) en kun je al half februari tevoorschijn zien komen op een zonnige dag. Is als nectarplant dol op de vlinderstruik.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Vuilboom/sporkehout en wegedoorn.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Braam, paardenbloemen, distels, lavendel, sporkehout en vlinderstruiken, maar zijn niet heel kieskeurig en snoepen ook van andere bloemen.

Het bont zandoogje is eentje die je vast wel eens in de tuin hebt gezien. Hij maakt deel uit van de ‘zandoogjes’, waar je meerdere soorten van hebt. De Vlinderstichting heeft een mooie herkenningskaart voor zandoogjes. Is in het najaar ook vaak te vinden op bloeiende klimop en legt haar eieren uitsluitend op grassoorten.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Allerlei inheemse grassoorten, zoals: zwenkgras, witbol, parelgras, pijpenstrootje, beemdgras, kortsteel, kweek en kropaar.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Naast honingdauw van bladluizen ook braam en klimop.

De dagpauwoog is wel één van de meest herkenbare vlinders en zie je vaak in tuinen. Ze zijn familie van de aurelia’s (Nymphalidae). Net zoals de citroenvlinder komt ook deze al vroeg tevoorschijn. Dit is een van de soorten die het redelijk goed doet in Nederland, doordat we veel brandnetels hebben. Zie je zwarte rupsen met lange zwarte ‘stekels’ en kleine witte stippen in de brandnetels? Dan kunnen dat de rupsen zijn van de dagpauwoog (die wel veel lijken op die van de atalanta).
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Brandnetel, glaskruid en hop.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Klein hoefblad, paardenbloem, vlinderstruik, klimop, sleedoorn, distels en koninginnenkruid. Ook gezien op andere (inheemse) nectarplanten.


De atalanta is herkenbaar aan de zwarte vleugels met oranje banden en witte stippen op de vleugelpunt. Het is een echte trekvlinder en legt honderden kilometers af naar Zuid-Europa. In het (latere) voorjaar verschijnen ze weer en zullen hier een nieuwe generatie voortbrengen. Rupsen lijken soms op die van de dagpauwoog, maar hebben witte vlekjes aan de zijkant en oranje bovenop. Soms ook groenige rupsen.
De nieuwe vlinders vliegen in het najaar weer naar Zuid-Europa. Enkele vlinders proberen te overwinteren, maar die overleven dit vaak niet.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Brandnetel, glaskruid en hop.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Vlinderstruik, klimop, wilde liguster en hemelsleutel. Maar ook allerlei andere (inheemse) nectarplanten en rottend fruit.

Ook dit neefje van de dagpauwoog en atalanta zie je geregeld, vroeg, in tuinen. Door de vorm van de vleugels kan het eigenlijk niet missen. De rupsen zie je niet zo snel: ze zitten bovenop bladeren en lijken enigszins op vogelpoepjes. Een goede camouflage tegen hongerige tuinvogels!
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Hazelaar, hop, Ribes, wilg, iep en brandnetel.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Braam, klimop, wilg en sleedoorn. Maar ook allerlei andere (inheemse) nectarplanten en drinken graag van rottend fruit.

Nog eentje die bij de bovenste soorten hoort: de prachtige kleine vos. Als de soort hier overwintert, kun je hem het hele jaar tegenkomen op zonnige dagen. Hij bezoekt allerlei nectarplanten, maar hou vooral je sleedoorn en vlinderstruik in de gaten. De jonge rupsjes spinnen een aantal bladeren bij elkaar en leven daar met vele tientallen rupsen. Als de rupsen ouder worden, zullen ze solitair gaan leven.
Met deze waardplant kun je ze helpen:
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Vlinderstruiken, sleedoorn, heelblaadjes, paardenbloem, koninginnenkruid en allerlei andere (inheemse) nectarplanten.

Van deze ‘koningin’ onder de vlinders, valt ook de grote rups op. Het is een soort die je af en toe tegenkomt, ook in tuinen. Vooral in het zuiden van Nederland en in Vlaanderen, maar tegenwoordig ook steeds noordelijker. Grote kans ook dat je hem in de moestuin tegenkomt want hij is dol op wortel, venkel en dille.

Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- (Wilde) peen, dille, pastinaak, venkel, engelwortel, lavas, karwij, bevernel en soms ook op ruit. Ook cultivars van deze soorten.
Ze zijn extra dol op deze nectarplant:
- Allerlei nectarrijke bloemen, zoals phlox (vlambloem), distels, slangenkruid, rode klaver en vlinderstruik.

Van grote soorten naar kleine soorten: de blauwtjes (Lycaenidae). De meest voorkomende soort hiervan die je in de tuin ziet is waarschijnlijk het boomblauwtje. De spanwijdte is ongeveer 3 cm en valt vooral op door de lichtblauw bovenkant van de vleugels. Eet graag van honingdauw die bladluizen afscheiden, maar ook van nectar en bloedende bomen.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
Ze zijn extra dol op deze nectarplant:
- Naast honingdauw dol op allerlei bloemen, maar vooral distels, koninginnenkruid, klimop en hulst (in het Engels heet de vlinder ook wel ‘Holly blue’).
Tip!

Een rood-oranje ‘blauwtje’. De kleine vuurvlinder is een neefje van het boomblauwtje en valt direct op door zijn knallende vuurkleur. Het is een kleine vlinder die ook tuinen bezoekt, maar meestal maar in kleine aantallen.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Inheemse zuringsoorten, zoals schapenzuring.
Ze zijn extra dol op deze nectarplant:
- Te vinden op vele soorten nectarrijke bloemen, zoals boerenwormkruid, jacobskruiskruid, duizendblad en klimop.

Deze flitsende vlinder zie je regelmatig in tuinen, maar het eigenlijk een nachtvlinder. Oftewel een dagactieve nachtvlinder om het maar even ingewikkeld te maken. Het is een trekvlinder die heel soms hier ook overwintert.
Deze ‘pijlstaartvlinder’ hangt als een kolibrie voor bloemen, waar hij van drinkt. Kan op zandgronden verward worden met de glasvleugelpijlstaart: ongeveer hetzelfde model, maar groenig met vrijwel doorzichtige vleugels.
Met deze waardplanten kun je ze helpen:
- Inheemse walstrosoorten (Galium), zoals lievevrouwebedstro, meekrap, glad walstro en kleefkruid.
Ze zijn extra dol op deze nectarplanten:
- Kamperfoelie en vlinderstruik.

Nog zo’n schoonheid: het landkaartje. Bij deze soort moet je even opletten: de voorjaarsgeneratie is doorgaans oranje met zwartige vlekken (foto boven). De zomergeneratie is doorgaans zwart met oranje en witte details (foto onder).

Bij de zomer én de voorjaarsgeneratie is de onderkant van de vleugels herkenbaar aan het landkaartjespatroon, zie foto hieronder.

Ze zijn extra dol op deze nectarplant:
- Fluitenkruid, gewone berenklauw en andere schermbloemigen.

gardenersworldmagazine