Tariefbestendige oplossing

De Europese Unie is wereldkampioen handel. Met een handelsvolume van €7,6 biljoen in 2023 — 16,1% van de wereldhandel — heeft het blok zowel de Verenigde Staten als China in termen van handelsuitwisselingen overtroffen. Toch zijn de twee grootste handelspartners van het land nog steeds juist die waarmee het geen vrijhandelsovereenkomst heeft. Deze tegenstelling verandert, met name in het geval van de VS, snel van een strategische troef in een economische last.
Onder het presidentschap van Donald Trump hebben de Verenigde Staten zich bewezen als een onvoorspelbare partner. Tarieven worden opnieuw gebruikt als instrument van politieke druk, en de transatlantische economie heeft al te lijden onder ongekend hoge tarieven. Maar Duitsland, de industriële motor van Europa, heeft de impact hiervan het hardst gevoeld. Erger nog, een scenario van 20-25% invoerrechten op alle goederen is niet langer een reële mogelijkheid. Dit zou de export van de EU naar de VS met 17,5% kunnen verminderen en het Europese BBP met 0,54% kunnen verlagen. Het compenseren van de € 144 miljard aan verloren export vergt dus meer dan alleen bekwame diplomatie: het vereist strategische heruitvinding en coördinatie tussen de lidstaten.
Commerciële diversificatie is al gaande. De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India, die voorziet in drastische verlagingen van tarieven op producten zoals Europese auto's, zou de bilaterale handel tegen 2026 kunnen opvoeren tot € 167 miljard. Een vernieuwde overeenkomst met Mercosur zou de handelsstromen met 37% kunnen doen toenemen, met een focus op de farmaceutische en agrarische sector. Door een nieuwe deal met Mexico te sluiten, zou het blok €91 miljard aan verliezen als gevolg van de VS kunnen terugverdienen. Toch blijft er een tekort van € 53 miljard over, dat gezien de binnenlandse en buitenlandse politieke problemen waarschijnlijk niet alleen door externe partnerschappen kan worden gedekt.
Maar de beste weg voor Europa ligt niet buiten de grenzen, maar juist daarbinnen: de interne markt – vaak geprezen, maar zelden voltooid – blijft het meest onderbenutte economische instrument van het continent. Terwijl goederen relatief vrij bewegen, stuiten diensten, kapitaal en arbeid op hardnekkige barrières. In de dienstensector zou het wegnemen van de helft van de binnenlandse barrières al € 279 miljard per jaar kunnen opleveren. Een daadwerkelijk geïntegreerde digitale markt zou € 415 miljard extra opleveren, en dan tellen we de geïntegreerde energie- en kapitaalmarkten nog niet eens mee. In totaal zou de voltooiing van de interne markt jaarlijks € 1,1 biljoen kunnen vrijmaken (volgens schattingen van de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité). een cijfer dat de verliezen op het gebied van transatlantische handel beheersbaar, of zelfs onbeduidend, maakt.
In tegenstelling tot externe handelsverdragen, die onderhevig zijn aan geopolitieke spanningen, hangt interne integratie uitsluitend af van politieke wil. Een Poolse loodgieter zou geen nieuw certificaat moeten halen om in België te kunnen werken. Een Portugese startup zou Nederlandse investeringen moeten kunnen aantrekken zonder dat daarbij tegenstrijdige regels gelden. Arbeidsmobiliteit, beroepsvergunningen en overheidsaanbestedingen moeten worden bevorderd, niet belemmerd.
De onvoorspelbaarheid van Washington en de strategische ondoorzichtigheid van Beijing maken duidelijk dat de Europese Unie in een multipolaire wereld niet langer op bilateralisme kan vertrouwen. De interne markt, met zijn 450 miljoen consumenten en 22 miljoen bedrijven, biedt schaal, veerkracht en soevereiniteit – maar alleen als het wordt gezien als een project in aanbouw, en niet als een voltooid product.
Om externe schokken te weerstaan en zijn economische onafhankelijkheid te bevestigen, moet Brussel naar binnen kijken. De vraag is niet of de Europese Unie een nieuwe golf van Amerikaanse tarieven kan overleven, maar of zij de voltooiing van haar eigen markt kan blijven uitstellen.
Zoals Jean Monnet, een van de grondleggers van de Europese integratie, zei: “Mensen accepteren verandering alleen als het nodig is en zien de noodzaak alleen in een crisis.”
De crisis is aangebroken. Het is nog maar de vraag of de verandering op tijd zal komen.
Jornal Sol