Staking in IPSS: wanneer degenen die voor anderen zorgen systematisch worden vergeten

Deze vrijdag staken duizenden werknemers van particuliere instellingen voor sociale solidariteit (IPSS). En dat doen ze met goede reden. Dit is niet langer een geïsoleerd protest. Het is een waarschuwende kreet van hen die dagelijks de waardigheid van anderen hoog houden, maar zien hoe hun eigen professionele en persoonlijke leven systematisch wordt ondermijnd.
Zorgen is in Portugal een riskant beroep geworden. Niet vanwege de fysieke gevaren, maar vanwege de onzichtbare onzekerheid: lage lonen, lange werkuren, gebrek aan doorgroeimogelijkheden, weinig erkenning. In een sector waar het woord ‘solidariteit’ vaak als schild wordt gebruikt, zijn het juist de werknemers die het meest bijdragen aan deze missie die in onwaardige omstandigheden leven.
De staking van vandaag (en morgen) vraagt vooral om wat vanzelfsprekend zou moeten zijn: waardering. Een waardering die niet bereikt wordt met symbolische lof, maar met concrete maatregelen. Met salarisverhogingen van minimaal 80 euro. Met de 35-urige werkweek. Met het fundamentele recht op een evenwicht tussen werk en gezinsleven. Met contracten waarin respect wordt getoond aan degenen die dagelijks voor anderen zorgen alsof het hun eigen kinderen zijn.
Geschat wordt dat er in Portugal ongeveer 200.000 mensen in het IPSS-universum werken. Het zijn assistenten, docenten, technici, verpleegkundigen, koks en beheerders. Zij vormen de sociale arm van de staat, ook al zegt niemand dat openlijk.
IPSS biedt zorg aan ouderen, kinderen, mensen met een beperking, gezinnen in crisis en mensen die in een uitgesloten situatie verkeren. In veel regio's van het land zijn zij het enige ondersteuningsnetwerk dat daadwerkelijk aanwezig is. En dat doen ze met schaarse middelen en vaak zijn ze afhankelijk van de goede wil van de mensen die er werken.
Al tientallen jaren draagt de Portugese staat maatschappelijke verantwoordelijkheden over aan deze instellingen, terwijl ze tegelijkertijd een moralistisch discours over ‘nabijheidspartnerschappen’ hanteert. Maar de waarheid is dat deze partnerschappen ertoe hebben geleid dat de overheid haar verantwoordelijkheid heeft moeten nemen. Ze blijven namelijk taken delegeren zonder dat de middelen daarvoor gegarandeerd zijn.
Een voorbeeld hiervan zijn de samenwerkingsovereenkomsten tussen de staat en de Nationale Confederatie van Solidariteitsinstellingen (CNIS). Ze herhalen zichzelf door de jaren heen met kleine variaties, maar nooit met de noodzakelijke impuls om de realiteit te veranderen. Instellingen klagen over gebrek aan financiering. Werknemers die een hongerloon verdienen. En de regering? Geef de map door.
Alle partijen, dezelfde omissie In dit debat komt niemand ongeschonden uit de strijd. De kritiek is transversaal. Links wordt er steeds meer over sociale rechtvaardigheid gesproken, maar concrete actie is nog schaars. Rechts wordt de rol van IPSS gezien als een aanvulling op de overheidsactie, maar zonder de juiste vereisten ten aanzien van arbeidsrechten. In het midden wordt de comfortabele dubbelzinnigheid van ‘we moeten een evenwicht vinden’ bevoordeeld.
Wat alle partijen gemeen hebben is het onvermogen (of de onwil) om te erkennen dat een sterk sociaal netwerk niet in stand kan worden gehouden door uitgeputte, slecht betaalde werknemers. De onzekerheid van het werk bij IPSS is niet toevallig. Het is het resultaat van politieke keuzes. Het is in feite de weerspiegeling van een model dat de sociale sector ziet als een ruimte van missie en opoffering, en niet als een professionele sector met rechten, plichten en waardigheid.
Al tientallen jaren leeft het idee dat mensen die in de sociale sector werken, dat uit ‘roeping’ doen. Alsof toewijding voldoende is om rekeningen te betalen, een gezin te onderhouden en je eigen welzijn te garanderen. Deze romantisering van opoffering wordt gebruikt als excuus om minder te betalen, meer te eisen en het onaanvaardbare te rechtvaardigen.
Maar de waarheid is dat er achter het beroep werknemers zitten. Met zware diensten, veeleisende taken en een emotionele last die niet bij de rollen past. En ondanks dat blijven ze salarisvoorstellen horen die hen net boven het wettelijk minimumloon brengen. Het laatste voorstel van CNIS in het kader van de herziening van de cao handhaaft precies dit scenario. Het is onaanvaardbaar en, erger nog, het werkt demobiliserend.
Hoeveel van deze professionals zullen zich verzetten? Hoeveel mensen zullen het gebied verlaten, uitgeput en gedesillusioneerd, en gedwongen worden om naar andere sectoren te gaan waar de omstandigheden beter zijn en er minder slijtage is?
Daarom moet deze staking serieus worden genomen. Het is niet zomaar een vakbondsmoment. Het is een duidelijk teken dat de grens bereikt is. Dat we degenen die elke dag het fragiele evenwicht van de maatschappelijke solidariteit in Portugal in stand houden, niet langer kunnen negeren.
Dit is niet alleen een arbeidsstrijd. Het is een ethische strijd. Omdat er geen sprake is van echte sociale rechtvaardigheid als de professionals die deze verantwoordelijkheid dragen, als wegwerpartikelen worden behandeld. Er is geen enkele mogelijkheid tot inclusie als degenen die met en voor de meest kwetsbaren werken naar de marge worden gedreven.
Partijen moeten hierover nadenken. Niet alleen tijdens verkiezingsperiodes, wanneer overhaaste beloftes worden gedaan, maar ook bij de daadwerkelijke vormgeving van het overheidsbeleid. Waardering van werk binnen IPSS is niet alleen een vakbondseis. Het is een basisvoorwaarde voor een eerlijker, samenhangender en fatsoenlijker land.
Communicatieadviseur
sapo